De
romanschrijver Antoon Coolen en Hub van Doorne woonden
in het Brabantse Deurne. Voor de oorlog konden ze goed
overweg met elkaar. Na de bezettingsjaren kwam daar een
einde aan.
Na de oorlog woonde Coolen in Waalre bij Eindhoven en
leverde hij felle kritiek op het oorlogsverleden van Van
Doorne.
Coolen kon al zijn kritiek kwijt in het weekblad de
"Deurnesche Courant" dat werd uitgegeven door de
stichting "Het Deurnesche Persfons" waarvan hij zelf
voorzitter was.
Zeer waarschijnlijk was de ruzie deels te wijten aan het
feit dat één week voor de verschijning van het eerste
nummer van de Deurnesche Courant er een ander weekblad
in Deurne was verschenen met de hoopvolle naam "Het
Licht". Het zou spoedig duidelijk worden dat dit
weekblad de spreekbuis voor Van Doorne en diens
sympathiesanten werd. De "Deurnese Persstrijd" was in
elk geval een feit. Dat ging niet onopgemerkt voorbij in
de rest van het land, want er verschenen honderden
artikelen in kranten over de ruzie.

"Het
Licht" was de spreekbuis voor Hub van Doorne
...
|
 |
...
datzelfde was "Deurnesche Courant voor
Antoon Coolen |
Henri Coppus over Van Doorne in Eleganse:
"Hij
had vijfhonderd werknemers in dienst en koos er in 1941
bij de Beauftrachtung inderdaad voor die mensen te laten
werken, zodat ze te eten hadden. Zelf is hij nooit meer
op de fabriek geweest tot na de oorlog."
Je moet het maar durven om
zo'n onzin op te schrijven als die Coppus.
Nog een
citaat. Nu van A.C.W. van der Vet uit het boek "Zes
ondernemers over hun levenswerk":
"Tja, en toen
kwam de oorlog. Een beroerde tijd, voor iedereen, ook
voor Van Doorne. Wim en ik hebben enorm veel moeite
gehad om ons voortdurend te onttrekken aan de productie
van speciale wagen voor de Duitse Wehrmacht. In 1943 heb
ik het erbij neergegooid: ik ben uit de zaak gegaan
omdat er een Duitser boven me werd neergezet." |
Op
zaterdag 20 januari 1945 verscheen voor het eerst
weekblad "Het Licht". Deurne is dan ongeveer vier
maanden bevrijd. Het weekblad kreeg, blijkens enkele
artikelen, de 'zegen' van de kerkelijke en burgerlijke
autoriteiten mee.
 |
 |
 |
Nieuwe
bladen schoten als paddestoelen uit de grond |
Op zich was de verschijning van een nieuw weekblad in
die tijd niet zo bijzonder, want er verschenen allerlei
nieuwe bladen in de regio. Maar zes dagen na de
verschijning van het eerste nummer van Het Licht
verscheen in Deurne het tweede weekblad met de naam
"Deurnesche Courant". Bemoedigende woorden van kerk en
gemeentelijke autoriteiten voor dit nieuwe weekblad
waren niet te vinden in dit eerste nummer. Wel wenste
Willem Wijnen, die al gemeenteraadslid was vanaf 1923 en
ook wethouder tijdens de bezetting, de Deurnesche
Courant alle goeds toe.

Hoofdredaceur van het Nieuwsblad van Deurne
W. v. Heugten nam in december 1944 de
Goedenwaagen-prijs in ontvangst van Max
Blokzijl
|
 |
Directeur van De
Zuiwillemsvaart G.J.H. Hendriks werd in
december 1946 voor 4 jaar ontzet uit zijn
functie, H.F.A.M. v.d. Grinten voor de tijd
van 2 jaar, hoofdredacteur M.J.J. Vissers
voor de tijd van 1 jaar en J. Wasser,
destijds redacteur buitenland in Den Haag, 6
maanden en 5 dagen |
Antoon Coolen, voorzitter van het "Deurnesche Persfons,
verantwoordelijk voor de uitgave van het weekblad,
blikte terug op de periode tijdens de bezetting. Over
het "Nieuwsblad van Deurne, dat tijdens de
bezettingsjaren het weekblad voor Deurne was, schreef
hij dat het blad van zijn jeugddorp datgene had gedaan
wat wel nimmer te verwachten was geweest en wel dat het
de partij van de vijand had gekozen en zich aan diens
zijde schaarde in een poging om in de wurgende greep
waarin deze het volk hield, een einde te maken aan het
vaderlandse bestaan. "Ik hoef U niet te verzekeren, dat
ik het blad niet meer kon zien, en dat ik het opzegde,
beschaamd over het verlaad, waarop het zich nog liet
voortbestaan in een lofprijzing, die het kreeg van den gepolijsten ellendeling Max Blokzijl". Over de
betrokkenheid die Coolen met Deurne had schreef hij dat
de "geheimzinnigen toover" ervan de herinnering levend
hield aan dat kleine stukje vaderland, waar hij zijn
eerste kinderschreden had gezet. Maar het was niet
alleen om deze reden dat Coolen in de Deurnesche Courant
zijn artikelen schreef. Hij deed het vooral ook omdat
hij bewondering en sympathie had voor het onbesmet
blazoen van dit uit het verzet voortgekomen blad, dat de
schande van het door de vijand "bekroonde" Nieuwsblad
van Deurne spoedig zou vergeten. Ook had hij er
vertrouwen in dat Deurne door dit nieuwe weekblad een
steentje zou kunnen bijdragen tot een gezuiverde
gewestelijke journalistiek van het naoorlogse Brabant.
Daarmee doelde Coolen vooral op de in Helmond en
omstreken verschenen krant "De Zuidwillemsvaart" die
tijdens de bezetting verscheen en de partij van de
vijand verkoos.
De Deurnesche Courant voerde als onderkop "Verscheen
tijdens de bezetting illegaal als de "Vrije Pers". Van
de Vrije Pers waren tijdens het laatste bezettingsjaar
een aantal nummers verschenen en werd meestal gestencild
in de kelder van het voormalige patronaat in Deurne.
Hoofdredacteur van de Deurnesche Courant was
Martin Hendriks. Verder bestond de redactie onder meer
uit Johan Schenk en Harry Swinkels. In een later stadium
kwam daar Frans Krämer nog bij.
Al uit het eerste nummer van de Deurnesche Courant bleek
dat men een aantal zaken uit de bezettingsjaren nog niet
vergeten was. Volgens Coolen moest men een paar maanden
na de bevrijding niet met de boodschap komen aanzetten
dat nu alles maar vergeten en vergeven moest worden.
Ontrouw tijdens de Duitse bezetting aan "de heilige
beginselen" was nu eenmaal ten koste gegaan van de
"getrouwen" die tijdens de bezetting huis en gezin en
dikwijls zelfs hub leven verloren hadden. Zodoende leken
degenen doe gecollaboreerd hadden met de vijand niet
bepaald de aangewezen personen om "weer de verkondigers
te worden van het vaderlandse heil der toekomst." Hij
had aan de vijand een ongestoorde welstand verdiend door
voor diens oorlogsindustrie te werken, maar dat was men
niet vergeten. Dat "hij" ook wel eens een bedragje aan
de illegaliteit had gegeven deed daar niets aan af
en bovendien kon dat bedragje er gemakkelijk af schreef
Coolen. Nu men nog de rouw droeg voor de
indrukwekkende rij van hen die vielen onder
verraderlijke kogels, diende zij die voor de vijand
gewerkt hadden, terug te treden stond er te lezen in de
Deurnesche Courant. Coolen verbaasde zich dan ook over
de verschijning in Deurne van weekblad Het Licht. Nog
tijdens de bezetting had hij zich met anderen bezig
gehouden met de vraag wat er moest gebeuren na het
verdwijnen van het "schandelijke" Nieuwsblad van Deurne.
Hij stelde zich dan ook voor, dat een nieuwe krant er
een moest zijn van volstrekte integriteit.
In Het Licht was hem een artikel opgevallen dat
geschreven was door iemand die nota bene tijdens de
bezetting ook schreef voor het nationaal socialistische
Nieuwsblad van Deurne. Toen tapte deze uit het door de
vijand gewenste vaatje en nu uit een ander schreef
Coolen in de Deurnesche Courant. Hij vroeg zich af of
men zo de toekomst in moest.
In het
tweede nummer van de Deurnesche Courant van 2 februari
1945 stond in het hoofdartikel, dat er tijdens de Duitse
bezetting een man was die zeer principieel was en elke
medewerking met de vijand weigerde. Maar er was ook een
man die schipperde. Deze vond altijd wel een weg om de
vijand tevreden te stellen als die iets van hem gedaan
wilde hebben. De principiële man wilde geen lid zijn van
een door de vijand verplicht gestelde instelling. Hij
zei dan ook néé. Hi, en dat ook kreegj offerde inkomen
en bezit, weerstond bedreigingen en verleidingen en
verloor tenslotte zijn hele hebben en houwen; dit alles
uit de drang van zijn geweten "en om het vaderland". Als
alles voorbij zou zijn, dan zou het vaderland haar
dankbaarheid wel tonen. Maar toen alles voorbij was,
bleef die dankbaarheid wel mooi uit. Veel van dit soort
mannen kregen het tegendeel van dankbaarheid. Maar de
andere man, die schipperde en zijn voordeel zocht, en
dat ook kreeg, verdiende veel geld aan de vijand en
hoefde zich niets te ontzeggen. Maar hij deed dat zó,
dat men later niet te veel vat op hem zou kunnen hebben.
Na de bevrijding werd hij formeel "gehoord", maar
onmiddellijk daarna weer op vrije voeten gesteld. En
vervolgens schroomde hij niet om zich, na zijn goed
betaalde bijdrage aan het oorlogsmaterieel van de
vijand, als de beste vaderlander met oranje te tooien.
"Hij verwierf met vrij veel gemak een
gelegenheidsbaantje en zelfs een uniform, hij zocht de
vriendschap van de Engelschen en het goede voetje bij
Militair Gezag".
|