Eens zei de directeur in het bijzijn van een
paar arbeiders tegen een voorman: "Als ik zeg ga
vóór me, dan ga je vóór me. Als ik zeg ga achter
me, dan ga je achter me. Zeg ik rechts, dan ga
je rechts en zeg ik ga links, dan ga je links en
nu zeg ik, achter!” Twee jonge mannen kregen
geen verlof om, als burenplicht, een doodskistje
van een kind uit de buurt naar de kerk te
dragen. Toen ze dat toch deden en na de middag
gewoon aan het werk gingen, werd hun loon van
die middag als boete van het loon afgehouden.
De vroegere directeur De Blocquerij, had aan
verschillende arbeiders van de maatschappij, min
of meer versleten klotwagens gratis verstrekt,
maar directeur Bos eiste deze weer op omdat de
letters MH van "Maatschappij Helenaveen" er op
stonden, terwijl een aantal mensen de kruiwagens
al hadden laten repareren.
Het was de verdienste van onderwijzer J.P. van
de Kerkhof die dit soort misstanden naar buiten
bracht.
Rumoer in de Peel
(Van onzen correspondent)
Venlo, 9 Aug. (1919)
…………
"Uit Helenaveen vernemen wij, dat aldaar
verleden week Maandag voor de Mij. "Helenaveen"
de verkoop plaats gehad heeft van rogge, haver
en turf, waardoor de Mij. gedwongen was over te
gaan, omdat hare 200 landarbeiders gestaakt
hadden. Op den bepaalden tijd waren eenige
honderden menschen uit Helenaveen en omliggende
dorpen aanwezig, ook de stakers met borden
waarop: "Steunt ons, R.K. en Chr. arbeiders, in
onzen strijd tegen ongerechtigheid, willekeur en
slavernij." Weldra bleek dat de vele
vreemdelingen geheel en al op de hand der
stakers waren. Ademlooze stilte heerschte toen
de notaris H. verscheen en hij, toen niemand als
oproeper wilde fungeren, zelf de haver veilde.
Niemand deed een bod. De rogge werd geveild.
Weer geen bod. Nog grootere stilte. De turf.
Weer geen bod. De notaris verklaarde de
verkooping voor geëindigd.
Een donderend hoera steeg op uit de borsten der
stakende mannen, die vol spanning den afloop van
den verkoop hadden tegemoet gezien. "Groote
grieven hebben de stakers tegen de "Mij.
Helenaveen". Het loon is zeer laag. De arbeiders
moeten 's morgens voor dag en dauw er op uit
naar de verre turfvelden om het goud van de Peel
te delven uit de poelen en putten in de
brandende zon voor een schamel stuk brood. En
als de arme, afgetobde man 's avonds thuis kwam,
kreeg hij dikwijls van zijn schreiende
echtgenoote te hooren, dat de directie weer een
van zijn kinderen had opgeëist, want zijn
contract dwingt hem zijn jongens en meisjes ter
beschikking van de Mij. te stellen. Ook jonge
ambtenaren, aan wie een gelukkige toekomst
voorgespiegeld werd, die echter niet
verwezenlijkt wordt, verlaten ontgoocheld het
mooie dorp Helenaveen om er nooit weer terug te
keeren.
De tuinder of landbouwer, die na jaren van
zwoegen zoveel heeft overgespaard, dat hij een
huisje heeft kunnen bouwen, wil niet langer
huurling blijven van de Maatschappij, maar gaat
veel liever midden in de hei wonen, waar hij
geheel vrij is, dan geklonken te zijn aan de
ketens der Mij. Sedert eenige maanden hadden de
arbeiders zich georganiseerd en na vergeefsche
pogingen van het Bestuur om met de Directie een
beter contract af te sluiten, hebben ze het werk
neergelegd."
(Uit de Telegraaf van 9 augustus 1919) |